top of page

Zoekresultaten

212 items gevonden voor ""

  • Hoogsensitief wetenschappelijk bewezen

    Een mooi artikel van Elke van Hoof, (wel jammer dat er weer uitgehaald wordt naar E. Aron. laten we nu een samen gaan werken, ieder doet zijn deel). Hoogsensitiviteit wetenschappelijk bewezen? Ja! Klinische psychologe Elke van Hoof deed onderzoek naar hoogsensitiviteit en legt in onderstaand interview het een en ander uit. Cathérine Ongenae 29 juni 2015 Hoogsensitiviteit? Je denkt bij het woord al snel aan zweverige theorieën van mensen met vermoeiende kinderen. Maar hoogsensitieve personen bestaan wel degelijk, blijkt nu uit een grootschalig onderzoek van klinisch psychologe Elke Van Hoof (VUB). Ze stelde de resultaten voor op het eerste Internationale Congres voor Hoogsensitiviteit in Brussel. ‘Scans bewijzen het: ze dénken anders.’ Kent u ze? De kruidje-roer-me-nietten? De mensen die alles persoonlijk nemen en zich de dingen te veel aantrekken? Of misschien hoorde u al over indigokinderen, of nieuwetijdskinderen, kinderen die door new agers als oude zielen worden gezien omdat ze heel gevoelig en intuïtief zijn? Het zweverige discours van zulke verhalen doet het onderzoek naar hoogsensitiviteit geen goed en leidt tot misverstanden. Net daarom pleit klinisch psychologe Elke Van Hoof, professor aan de Vrije Universiteit Brussel, voor een puur wetenschappelijke kijk op het fenomeen. ‘Ons onderzoek toont aan dat mensen met hoogsensitiviteit (HSP) de wereld op een andere manier beleven dan mensen die de eigenschap niet hebben’, zegt Van Hoof. De psychologe speelt een pioniersrol in het onderzoek naar HSP: de academische wereld hield lange tijd argwanend afstand van het onderwerp. ‘Het is een wereldprimeur dat een opleiding en een congres over hoogsensitiviteit kán aan een universiteit’, zegt Van Hoof. ‘Men neemt hoogsensitiviteit niet altijd ernstig. Nochtans is het nodig. Uit onze research blijkt dat veel HSP’ers last hebben van angst en depressie, van werkstress en van stress in het algemeen. Dat geldt niet voor elke HSP’er, maar er is een verhoogde kwetsbaarheid. Omdat het concept zo weinig ingeburgerd is, loopt er nog veel verkeerd in de hulpverlening. Zo worden hoogsensitieve kinderen of jongvolwassenen foutief als autistisch gediagnosticeerd, terwijl er een duidelijk verschil is tussen de twee. Of stevenen HSP-volwassenen op een burn-out af omdat ze hun grenzen niet kunnen bewaken en zichzelf wegcijferen. Veel HSP’ers krijgen ook te maken met pesterijen.’ Zo worden hoogsensitieve kinderen of jongvolwassenen foutief als autistisch gediagnosticeerd, terwijl er een duidelijk verschil is tussen de twee. In de wereld van de populaire psychologie is hoogsensitiviteit geen vreemd begrip, integendeel. De term werd in de jaren negentig bedacht door de Amerikaanse psychologe Elaine Aron, die hoogsensitiviteit onderzocht bij studenten. Toen de wetenschappelijke wereld lauw reageerde op haar onderzoek, publiceerde ze het boek The Highly Sensitive Person. How to Thrive when the World Overwhelms You . Wereldwijd gingen er meer dan een miljoen exemplaren over de toonbank. Een hype was geboren. Elke Van Hoof wil geen afbreuk doen aan het werk van Elaine Aron – ze is een van de sprekers op het eerste Internationale Congres voor Hoogsensitiviteit in Brussel -, maar ze wijst wel op een aantal onzuiverheden en overhaaste conclusies in haar boeken. ‘De wetenschappelijke onderbouw van Elaine Aron is mager’, zegt Van Hoof. ‘Haar onderzoek gebeurde op studentenpopulaties, dus op mensen tussen de 18 en de 24 jaar, en bovendien bij groepen van maximaal 220 studenten. Ook over kinderen heeft ze veel gezegd zonder daar ooit wetenschappelijk onderzoek naar te doen. Wij, daarentegen, hebben alle bestaande literatuur over hoogsensitiviteit en temperamenten onder de loep genomen, en we hebben ons eigen onderzoek uitgevoerd op meer dan 1500 volwassenen tussen de 29 en de 58 jaar. Intussen loopt er onder leiding van professor Patricia Bijttebier van de KU Leuven ook een onderzoeksproject waarin hoogsensitiviteit bij 800 kinderen wordt onderzocht. Aron wordt de grondlegger van het onderzoek rond HSP genoemd. Terecht of niet? VAN HOOF: Ze heeft niets nieuws ontdekt, ze heeft een bestaand gegeven een nieuwe, sexy naam gegeven. In de persoonlijkheidspsychologie kent men het verschijnsel ‘negatief affect en reactiviteit’ al lang. Toegegeven, dat klinkt minder wervend danhoogsensitief, maar het gaat om hetzelfde: geconfronteerd met uitdagingen reageert het stresssysteem erg snel, en krijg je een reactie van overprikkeling, stress en angst. Waar heeft Aron het volgens uw onderzoek bij het verkeerde eind? VAN HOOF: Ze zegt dat er vier factoren meespelen bij hoogsensitiviteit: diepgaande verwerking van informatie, overprikkeling, snel emotioneel worden, en oog voor het subtiele. Op basis van ons onderzoek zien wij dat het enige essentiële kenmerk van hoogsensitiviteit diepgaande verwerking is. Daaruit kunnen een aantal andere eigenschappen voortvloeien, zoals overprikkeling of emotionaliteit of subtiliteiten waarnemen. Maar niet noodzakelijk bij iedereen, zoals wordt gezegd. Wat bedoelt u met diepgaande verwerking? VAN HOOF: Simpel uitgelegd heeft een niet-HSP’er een filter in het informatieverwerkingssysteem in de hersenen. Afhankelijk van welke activiteit hij uitvoert, beslist de filter welke informatie er binnenkomt. Die gefilterde informatie wordt verwerkt in de hersenen. HSP’ers hebben die filter niet: alle prikkels komen op eender welk moment binnen. Over hoe dat precies in zijn werk gaat, bestaat er nog geen solide wetenschappelijk onderzoek. Maar wat we wel zien, is dat de hersenen van HSP’ers onder de fMRI-scanner bij een bepaalde opdracht in meer gebieden oplichten dan die van de niet-HSP’ers. Dat noemen we diepgaande verwerking. HSP’ers denken dus niet zoals niet-HSP’ers. Hun hersenen functioneren anders. Hoogsensitieve mensen krijgen daardoor vaak te horen dat ze de dingen te complex maken, dat ze veel te ver gaan met hun interpretaties. En omdat ze tot een minderheidsgroep behoren, zijn ze ‘raar’. Blijf alsjeblieft van die zelftest af. Een lijst met 23 vragen is geen goede parameter om te ontdekken of je hoogsensitief bent. De vragen zijn nietgenormeerd en overlappen met andere aandoeningen en stoornissen, zoals borderline persoonlijkheidsstoornis, bipolaire stoornis, autismespectrumstoornis, ADHD of ADD Het hoeft nochtans geen negatieve eigenschap te zijn. VAN HOOF: Het voordeel van de eigenschap is dat mensen met HSP met eenzelfde hoeveelheid informatie veel meer zouden kunnen doen. Afhankelijk van hun intelligentie zien ze sneller patronen. Ze zijn dikwijls creatiever, en ze zijn in staat om meer non-verbale signalen op te pikken. De keerzijde van de medaille is overprikkeling, het risico dat men alles veel persoonlijker opneemt, en mogelijk communicatieproblemen met niet-HSP’ers. Wie zich bijvoorbeeld niet bewust is van het feit dat hij anders denkt, krijgt zijn analyses niet altijd verkocht. Op het werk worden ze ook niet altijd ernstig genomen. In mijn praktijk hoor ik geregeld verhalen van HSP’ers die erg goed zijn in hun werk, maar wier innovatieve ideeën worden weggelachen. Twee jaar later horen ze iemand anders die ideeën formuleren, en die scoort dan wel. Erg frustrerend. Kun je er vat op krijgen? VAN HOOF: Een van onze bevindingen is dat HSP’ers heel ontvankelijk zijn voor wat men in de psychologie ‘differentiële susceptibiliteit’ noemt. Dat is niet specifiek aan HSP, het is ook in andere domeinen erg belangrijk. De positieve of negatieve invloed van een omgevingisdoorslaggevend bij HSP’ers. Er is bijvoorbeeld een groot verschil tussen hoogsensitieve kinderen die opgroeien bij zorgzame dan wel bij niet-zorgzame ouders. Wie ondersteunende ouders heeft, staat later heel sterk in het leven. De anderen maken meer kans op depressie en andere mentale problemen. In mijn praktijk merk ik ook dat HSP’ers sneller evolueren als ik ze positief benader. Het goede nieuws is dat HSP’ers die zich bewust zijn van hun persoonlijkheidskenmerk, en er goed mee omkunnen, de eigenschap in hun voordeel kunnen gebruiken. Op het internet en in de populaire literatuur worden zelftests aangeboden. Geen goed idee, vindt u? VAN HOOF: Blijf daar alsjeblieft van af. Een lijst met 23 vragen is geen goede parameter om te ontdekken of je hoogsensitief bent. De vragen zijn niet genormeerd en overlappen met andere aandoeningen en stoornissen, zoals het borderlinesyndroom, bipolaire stoornis, autismespectrumstoornis, ADHD of ADD. Bovendien zijn de vragen veel te breed, te negatief en te emotioneel geformuleerd, ze vertrekken vanuit klachten en dysfunctie. Terwijl uit ons onderzoek blijkt dat er ook veel HSP’ers zijn die goed functioneren en zich niet in die test herkennen. De test die wij nu hebben opgesteld, duurt een uur om in te vullen, en moet twee keer worden afgenomen zodat we de tijdelijke emoties kunnen scheiden van wat men permanent voelt. Dat is ook nodig: om zulke krachtige uitspraken te doen over iemands persoonlijkheid moet je zeker zijn. Zodra ik 100 procent zeker ben dat onze test accuraat is, wordt hij voor iedereen beschikbaar gemaakt. We hopen tegen de zomer klaar te zijn met een versie die minder tijd in beslag neemt maar even accuraat is. Klopt de stelling dat 15 à 20 procent van de bevolking hoogsensitief is? VAN HOOF: Daar ga ik van uit, omdat je het ook ziet bij dieren. Ook daar is 15 à 20 procent hoogsensitief. Zelfs bij hele kleine baby’s zie je het al. Zo jong en al een etiket? VAN HOOF: Een groot verschil tussen de visie van Elaine Aron en de mijne is dat Aron zwart-wit denkt: je bent HSP of je bent het niet. Volgens haar bepaalt het alles. Uit ons onderzoek kun je afleiden dat hoogsensitiviteit geen kwestie van alles of niets is, en dus zeker geen label. De persoonlijkheid van een mens heeft meer dan één facet. Je kunt extravert zijn, maar daarnaast nog veel andere dingen. Je kunt hoogsensitief zijn, maar de mate waarin dat een probleem zou kunnen zijn, wordt beïnvloed door andere persoonlijkheidskenmerken, en door de manier waarop je omgaat met de uitdagingen in je leven. Net zoals een persoon met autisme niet per definitie iemand is die alleen maar probleemgedrag vertoont. Daarom spreek ik ook niet graag over HSP’ers, wel over personen met HSP – ze bezitten nog andere kenmerken dan HSP. Uit ons onderzoek kun je afleiden dat hoogsensitiviteit geen kwestie van alles of niets is, en dus zeker geen label Waar komt uw fascinatie voor hoogsensitiviteit eigenlijk vandaan? VAN HOOF: De underdog in de samenleving heeft me altijd al geïnteresseerd. Toen ik in 1999 afstudeerde als klinisch psycholoog begon ik te werken met patiënten met CVS (chronischevermoeidheidssyndroom, nvdr.). Er waren altijd mensen die niet goed reageerden op de interventies en technieken die ik had geleerd. Ze wilden veel dieper gaan, beantwoordden een eenvoudige vraag met een levensverhaal. Toen ik daarna mensen met kanker en met chronische aandoeningen begeleidde, stuitte ik opnieuw op dat patroon. Ik ging me verdiepen in aanpassingsproblemen, in stress, in de vraag wat mensen kwetsbaar maakt als ze worden geconfronteerd met uitdagingen en problemen. Wie ontwikkelt effectief problemen, en hoe komt dat? Zo belandde ik bij hoogsensitiviteit en hoogbegaafdheid. Omdat hoogbegaafdheid al erkend en onderzocht wordt, ben ik me op hoogsensitiviteit gaan concentreren. Het is geen gemakkelijk traject. Alle onderzoek gebeurt zonder extra budget. In de wetenschappelijke wereld verwacht men dat je bewijzen aanlevert voordat je in aanmerking komt voor onderzoeksgeld. Ik hoop dat deze resultaten het begin zijn van een groot en breed onderzoek naar HSP. Bent u zelf hoogsensitief? VAN HOOF: Ja. Ik weet wat het is om je anders te voelen dan de gemiddelde persoon. Ik heb dikwijls moeten horen dat ik raar was, dat ik me niet conform de verwachtingen gedroeg, dat ik me aanstelde. Bij de minste prikkel begint je geest te associëren en ben je in gedachten al veel verder dan de mensen met wie je aan het praten bent. Ze kijken vreemd op als je je gedachten hardop formuleert, ze vinden dat je het veel te moeilijk maakt. Tot ik mensen begon te ontmoeten die hetzelfde ervoeren, en ik me realiseerde dat ik niet de enige ‘zot’ was die op die manier naar de wereld keek. Ik heb het pas volledig leren aanvaarden toen ik mijn kinderen bezig zag, en vóór hen ook al andere kinderen met HSP. Sindsdien kan ik erg genieten van mijn talenten. U gaf al aan dat ook HSP-kinderen een kwetsbaardere groep vormen. VAN HOOF: Kinderen onderzoeken is moeilijk, waardoor we er nog niet zoveel over weten. Maar uit observatie en vanuit mijn praktijk, waar ik vaak met HSP-kinderen werk, heb ik geleerd dat hoogsensitieve kinderen de wereld in hun eigen tempo verwerken. Jammer genoeg zijn er veel kinderen die dat niet mogen doen en in een ander traject worden gedwongen. Voor HSP-kinderen is dat niet de beste strategie. Als ze overprikkeld raken, worden ze mogelijk agressief. Op hen inpraten en straffen heeft geen zin. Als je hoogsensitievekinderen op momenten van conflict even met rust laat, kalmeren ze sneller. Ook hebben kinderen met HSP een kader nodig. Ze willen weten waarom men iets van hen verwacht, en ze willen inspraak. Door hen structuur te bieden en hen in het overleg te betrekken, kun je veel problemen omzeilen. Op dit moment krijgen te veel mensen het label van autisme terwijl ze echt niet in aanmerking komen voor die diagnose. Sommige zogenaamd autistische kinderen hebben wel een hoog inlevingsvermogen, of bij sommigen verdwijnt het ‘autisme’ plots. Er worden nog te veel verkeerde diagnoses gesteld Op dit moment krijgen te veel mensen het label van autisme terwijl ze echt niet in aanmerking komen voor die diagnose. Sommige zogenaamd autistische kinderen hebben wel een hoog inlevingsvermogen, of bij sommigen verdwijnt het ‘autisme’ plots. Er worden nog te veel verkeerde diagnoses gesteld, en daar willen we met onze opleiding voor professionals paal en perk aan stellen. Zowel op het vlak van de foute ‘andere’ diagnoses als op het vlak van mensen die foutief met HSP worden omschreven. Het gevolg van hoogsensitiviteit kan onder meer zijn dat je heel fantasierijk en creatief bent, maar ook dat je jezelf wegcijfert. Worden HSP’ers in deze harde economische tijden niet onder de voet gelopen? VAN HOOF: Dat worden ze zeker. HSP’ers staan altijd klaar voor anderen en verloochenen daarbij zichzelf. Ze hebben het moeilijk om hun grenzen te bewaken, maar ook om zichzelf te beschermen tegen misbruik. Nee zeggen is elke keer weer een uitdaging. We zien dat veel HSP’ers zich gemakkelijk voor de kar van iemand anders laten spannen, en daar weinig voor terugkrijgen. Waarmee ik niet wil zeggen dat elke hoogsensitieve vrouw per definitie een gemakkelijk slachtoffer is. Hoe voelen HSP’ers zich op de werkvloer? VAN HOOF: In één zin: wie zich niet bewust is van zijn hoogsensitiviteit en daar niet naar leeft, heeft veel meer werkstress en leeft met een gevoel van onbehagen. Dat kan zich uiten in een burn-out, in pesterijen, in onder je niveau werken en presteren… Het fenomeen keert steeds terug: wie zich niet goed verzorgt, heeft een hobbelige loopbaan. En je zou kunnen zeggen dat mensen met een potentieel verhoogde kwetsbaarheid, zoals hoogsensitieven, de kanaries in de kolenmijn zijn. En de kanaries vallen. Tijdens het congres zullen de eerste getuigschriften van de opleiding ‘HSP voor professionals’ worden uitgereikt. Ook een initiatief van u. VAN HOOF: Hulpverleners en artsen krijgen tijdens die opleiding alle wetenschappelijke inzichten mee over hoogsensitiviteit: wat is het, en hoe herken je het? We werken met concrete thema’s zoals HSP op het werk, kinderen met HSP, en HSP en hoogbegaafdheid. HSP’ers hebben het moeilijk met de snelheid en de hardheid van de maatschappij. Die groep dreigt uit de boot te vallen als we ze geen handvaten aanreiken, methodes om zich te handhaven. Zou de samenleving erbij gebaat zijn als ze hoogsensitiviteit meer zou waarderen? VAN HOOF: Ik denk dat de samenleving vooral gebaat is bij het aanvaarden van de realiteit zoals ze is. Als iemand je vertelt dat hij doodongelukkig is, zou je die emotie moeten erkennen in plaats van het probleem weg te redeneren. Dat geldt voor mensen met borderline, voor mensen met hoogsensitiviteit, voor mensen met hoogbegaafdheid, en voor elke mens die het soms moeilijk heeft. Niet over het probleem heen stappen, maar ernaar luisteren en het erkennen, dáár heeft de samenleving behoefte aan. Ik geloof dat de maatschappij issues heeft die ons parten beginnen te spelen. En je zou kunnen zeggen dat mensen met een potentieel verhoogde kwetsbaarheid, zoals hoogsensitieven, de kanaries in de kolenmijn zijn. En de kanaries vallen. Bron: Cathérine Ongenae – 29 juni 2015 – Interviews, Non-fictie- Professort Elke van Hoof

  • Tips voor het Aquakind

    1) EERLIJKHEID: Wees eerlijk. Dan weet dit kind, ik kan mijzelf zijn en dan kunnen zij zich openen naar jou. Dan sluiten ze jou in hun hart. Wees eerlijk, zij weten wanneer je liegt. Zelfs als je denkt niet te liegen, kunnen zij zien dat je dit doet om iets te verbergen, onbewust. Zij kijken in je energieveld en bewustzijn. Voelen aan waar jij bent in je groei! 2) MANIPULEER ZE NIET: Zij zijn spiegels en deze reflecteren alles terug. Ze leren snel en gaan jou manipuleren, puur om te laten zien: zo werkt het niet bij mij. ​ Zij hebben een universeel weten en leven volgens die wetten. Dat zit stevig verankerd in hun blauwdruk, dit kun je niet afnemen of omkeren. Breng ze niet op andere gedachten.....Ze lijken dan koppig, arrogant en dominant. 3) VRAAG HEN WAAROM! Meestal wordt er alleen gereageerd op hun gedrag en geef men hen niet de kans om uitleg te geven. Schrik niet van de uitleg, want die hebben zij. Misschien voel je je dan als ouder of opvoeder erg klein worden, want zij vertellen jou dan hoe de universele wetten luiden. Nee, het zijn geen betweters, zij weten het gewoon. Daarom zijn zij hier! Om dit nieuwe weten door te geven. De oude wereld waarin de aarde zich bevindt, mag gaan veranderen. Zij hebben die taak, zonder dat ze daar moeite voor hoeven te doen. Het klinkt zwaar, maar voor hen is het logisch net als een tweede natuur. Vanzelfsprekend. Pas wanneer ze het nieuwe niet kunnen verspreiden, ontneem je hen een belangrijke basiskracht. Dan worden ze eerst verdrietig en daarna depressief. Gaan uitvluchten zoeken in deze 3d wereld. Of komen in een therapievorm die hen totaal niet snapt! Het regulieren systeem houdt vast aan resultaten uit boeken die zeer verouderd zijn en ook niet gelden voor de nieuwe tijd. We hoeven het badwater niet met de baby weg te gooien, want via simpele invoegingen kan er al veel goed gedaan worden voor deze kinderen op school. 4) CONTACT MET HUN LICHTWERELD: Geef ze een uurtje of meer per dag om aan hun Licht en Sterrenkracht te werken. Hoe? Door ze te laten dagdromen, dagdroom samen met hen. Vertel een fantasieverhaal, en je zult versteld staan hoe ze deze kunnen aanvullen. Ja, geef hen de ruimte om veranderingen aan te brengen bv in het verhaal. Welk boek dan ook. Laat ze de dingen mogen omzetten in iets nieuws. Daar komen zij voor. Ze zijn in het bezit van een magische toverstaf en stel hen de vraag; WAT ZOU JE WILLEN VERANDEREN? In het creëren zijn zij sterk. Er zijn ook Nieuwe Aarde Kinderen die sterrenkracht bezitten en de nieuwe wetenschap gaan brengen. Geef hen de ruimte in proeven te doen en hun fantasie in machines bouwen voor schone lucht, of andere bewegende, energetisch werkende delen. Want machines daar in die andere dimensies zijn niet vuil zoals hier op aarde. Deze zijn één met de natuur werken op lichtkracht en gedachtenkracht, leg hun dat uit. Zij vullen aan. 5) MOEILIJKE VRAGEN: Wanneer ze moeilijke vragen stellen aan jou, geef ze dan een eerlijk antwoord. Vertel hen wat je voelt en hoe zou je ze kunnen meehelpen? Geef toe dat dit voor jou nieuwe vragen zijn die je niet zomaar kan beantwoorden. Weet dat zij kennis kunnen halen uit het Universum, hun kosmische familie. Door te luisteren naar hun innerlijke stem, kunnen zij hun hart openen. Vertel hen dat hun hart de poort is om af te stemmen met het licht, de kosmos. 6) ANDERE REALITEITEN: Vertel hen dat er in het universum veel soorten leven is…start dit gesprek en zie, zij worden wakker en vullen jou aan. Want voelen zij zich veilig, dan openen zij zich als een bloem. Kunnen dan weer de informatie ontvangen die zij bezitten. Het mogen vertellen over deze werelden en andere informatie, bevrijdt hen. Maakt hen vrolijk. Het leven op aarde is plots mooier. 7) DWING HEN NIET: Leg hen wel uit hoe en waarom en wees consequent. Want zij kunnen ook met je gaan spelen, omdat ze voelen, ik ben slimmer. Leg hen uit dat het zo op aarde niet werkt en dat dat niet fijn is, dat ze zo veel vrienden zullen verliezen. In het universum zijn wetten, maar ook hier op aarde zijn regels. Misschien begrijpen zij ze niet goed, maar dat kan jij als ouder, juf, uit leggen. ​ 8) GOEDE AFSTEMMING: Deze afstemming op de goede vibraties, is het allerbelangrijkste, daar zijn zij heel erg goed in. Doe je dat met hen, dan geef je hen het gevoel van hun werkelijke thuis. Daarmee bedoel ik de universele liefdesenergie waar zij uit voortkwamen. Meestal weten zij dit onbewust, maar soms ook bewust. 9) UNIVERSELE KRACHT: HOLO Holisme: De Hooggevoelige kinderen bezitten de universele liefdeskracht, omdat zij het kosmisch bewustzijn kunnen gaan openen. Vanuit het holisme worden zij gesteund. Geef hen veel ruimte om dit Licht te laten stralen. Wanneer je hen deze ruimte ontneemt zullen zij gaan verpieteren. Geef hen een gevoel van vrijheid zodat zij dit kunnen ontwikkelen. Dat geeft hen veiligheid, want dat geeft hen vreugde. 10) WIE BEN JIJ? Ontdek samen met het kind waar hun passies liggen en waarom. Niet in een dwingend of vast kader. Nee, vanuit vrijheid. Wees onbevooroordeeld en reageer neutraal, als je iets niet direct kan geloven of kan begrijpen. Blijf eerlijk, maar laat hen zijn wie ze zijn. Ook al klinkt het erg ver gezocht. Ze zijn niet gek en ooit zullen ze begrepen worden. 11) SOCIAAL: Daar liggen wat moeilijke stukken. Het kan een probleem zijn, omdat ze eigen taal spreken. Niet iedereen begrijpt deze taal. Zij begrijpen de aardse taal niet zo goed en reageren daarom een beetje vreemd. Dat is omdat zij een andere visie hebben. 12) VREDELIEVEND: Zij begrijpen soms totaal niet waarom het gaat zoals het gaat op aarde, onderlinge strijd tussen de mensen en kinderen. Daar kunnen zij erg verward van raken en hun reactie kan verschillend zijn. Ruzie, strijd en discussies kunnen veel stress opleveren. Dan kunnen ze zich helemaal terug gaan trekken in hun eigen vredige wereld. Wordt de druk van buitenaf zo groot, dan krijgen zij gedragsproblemen. Dan worden ze zo druk en onhandelbaar dat niemand meer weet wat te doen. Zij ontladen dan hun frustraties en raken in de knel met de vele prikkels. Driftbuien, manipulatiegedrag, hysterische aanvallen en nog veel meer extreme laten zij dan zien. Het is niet omdat zij hun zin willen doordrijven, maar om gehoord en begrepen te worden. Zij willen rust. 13) UITLAADKLEP: Door zoveel onbegrip te ontvangen iedere dag, hebben zij een uitlaatklep nodig. Bespreek dit met hen en zoek stap voor stap wat een goede manier kan zijn. Sport of muziek kan, maar soms willen ze even geen regels en beperkingen opgelegd krijgen. Die krijgen ze al genoeg overdag op school, of in een andere groepsactiviteit. Op aarde is alle materie verbonden aan regels, vooral onzinnige doe-regels. Praktische regels om op tijd op school te komen, kan al zo lastig zijn. Zo onzinnig, je kunt je tijd beter aan iets nuttigs besteden, dan steeds maar weer je rommel op te ruimen. Vooral de rommel die andere maken voor jou, waar je niet om gevraagd hebt. Hier vallen ook de energetische rommel onder. Die niemand ziet of voelt. 14) HERHALING: Is echt een dooddoener! Saai en oervervelend. Zij willen liever steeds iets nieuws en fris beleven. Leg dit uit. In deze tijd op aarde zijn er nu eenmaal andere vormen nodig om te leven. Geef voorbeelden uit de natuur: hoe een vogel een nest bouwt en hoe ze hele dagen eten moeten zoeken. Werken hoort bij de aarde, leg uit dat de Engelen ook werken. Met Licht werken is anders, praktisch gezien gaat dit: makkelijker en sneller. Met gedachten kun je veel sneller ergens zijn of je omkleden. Op aarde gaat alles stap voor stap en wil je iets aantrekken, dan moet dat eerst schoongewassen worden en in de kast worden gelegd enz...Maar wanneer zij leren om via de gedachte alles vooruit te brengen, dan werken zij ook op hun manier om dagelijkse dingen te realiseren. Pas op voor bore-out! 15) CREATIVITEIT: Tegenover herhaling van sleur en saaiheid staat creativiteit. Zet creativiteit in, in alles! Met creativiteit kan er veel variatie gebracht worden in de dagelijkse routine. Dagdromen en creativiteit gaan goed samen. Zie workshops ART-hura. 16) TIJD: Tijd kan een groot probleem zijn, binnen bepaalde tijd iets praktisch doen wat zoveel langer duurt dan je dacht. Ze kunnen dit gewoon niet goed inschatten, maar er zijn methodes om anders met tijd om te gaan. De mensen op aarde, leren dat tijd vast staat. Niets is minder waar, alles is betrekkelijk, ook tijd. Via gedachtekracht of visualisatie kun je tijd zodanig naar jouw situatie vormgeven. Dan ben je wel op tijd! Op die manier kun je juist zeer precies overal verschijnen. Bijna wonderbaarlijk precies, want ook daar staat men dan weer van te kijken. 17) NATUUR: Neem hen mee in de natuur, daar waar geen prikkels zijn die hen hinderen. Waar ze zich kunnen herstellen. Leg hun uit dat de natuur leeft en dat je met de natuur mag praten via de gedachten. Zij weten dat wel, maar door het te benoemen, bevestig je hen. Meestal worden deze manieren van zijn, hun afgenomen. Belachelijk gemaakt. Zij willen contact, met de andere kinderen, mensen en daardoor kunnen zij die andere onzichtbare wereld gaan afzweren. Mee doen met de rest. De natuur biedt hen een mogelijkheid om gewoon te zijn en toch zichzelf te mogen zijn. Contact met de natuur, snappen alle mensen. Hoe je dat doet, is het geheim van het sterrenkind. Zij weten op een NATUURLIJKE manier ermee om te gaan. 18) LIEFDE: Totaal vanuit het hart, de universele krachten van liefde komen in alles voor, dus ook in de natuur zoals de dieren en de planten. Zij kunnen met alles communiceren. Schrik daar niet van, maar omarm het. Je maakt hen gelukkig. Sommige hoogsensitieve kinderen zijn zo afgesloten geraakt, dat ze weer helemaal opnieuw moeten gaan toestaan te voelen. Doe dit stap voor stap. Veel angst en afwijzing ligt hieronder. 19) VISUALISATIE: Het visualiseren van hun gevoel van vrede of liefde kan hen helpen om in deze wereld te overleven. Zij mogen dit doen, laat het een onderdeel van hun dagelijks leven worden. Zij mogen mooie ideeën aandragen om deze wereld mooier te maken. Op die manier vergroot je hun gevoel van licht. Zij voelen zich niet langer meer machteloos en gefrustreerd. Via de workshops en sessies geef ik hen aan hoe dit te doen. 20) MEDITATIE EN RUSTPUNTEN Een stilte moment inlassen overdag zou een goed ding zijn. Even weer met zichzelf contact maken. Even weer bekijken wat is van mij en wat is van andere. Dit trainen maakt hen sterk en zij leren dan goed bij zichzelf te blijven. Vooral als er veel spanning is, kan dit hun overleving zijn. Vroeger werd het gebed gebruikt, om stil te worden en je af te stemmen op een hogere kracht. Dit stiltemoment is verdwenen in onze maatschappij en er is veel drukte en geluid bij gekomen. Chaos kan dan in het hoofd geboren worden. Vanuit het hoofd naar het hart gaan in de stilte-momenten, zou een goede methode zijn. Goede en slechte prikkels: lees volgend artikel. Informatie over de workshops, ga naar contact ©ART-hura 11-08-2016

  • Burn-out

    Met behulp van onze burn-out test krijg je inzichtelijk in hoeverre jij stress ervaart of burn-out bent. Aan de hand van een aantal symptomen & klachten op fysiek niveau, mentaal niveau en veranderingen in jouw emoties en gedrag, geeft de test een indicatie van waar jij staat. Je bent gelukkig niet zomaar burn-out! Er is een glijdende schaal die loopt van stress, chronische stress, overspannen en uiteindelijk naar de fase van burn-out. Hoe meer en hoe langer je stress ervaart, hoe meer klachten je zult ontwikkelen op fysiek & mentaal niveau en hoe meer veranderingen je zult opmerken in je gedrag en emoties. Doe de test en kom er gelijk achter waar jij staat. Opgebrand, vermoeid en uitgeput Bij een burn-out ben je opgebrand. Je voelt je lichamelijk en geestelijk totaal uitgeput. Een burn-out is het gevolg van langdurige stressklachten die steeds erger geworden zijn en waaraan je te weinig aandacht hebt besteed. Volgens cijfers van TNO en het Centraal Bureau voor de Statistiek hebben 1 miljoen Nederlanders burn-out klachten.​ Stress is ongezond als je te lang spanning voelt en je geen tijd kunt of wilt nemen voor ontspanning. Die spanning kan verschillende oorzaken hebben, bijvoorbeeld constant te hoge werkdruk, problemen op je werk of spanning in je gezin. Maar vaak ook is het een combinatie van dit soort factoren. Wanneer je langdurig wordt blootgesteld aan een stressveroorzakende situatie, kan dat zorgen voor overbelasting en uitputting. Dit kan resulteren in een burn-out. Een burn-out is vaak werk of schoolgerelateerd, maar dit hoeft niet. Weten of jij last hebt van ongezonde stress? Alles over stress Een enkele keer hoofdpijn hebben is niet ongewoon en af en toe flink moe zijn na een dag hard werken kan een voldaan gevoel geven. Niets om je zorgen over te maken dus. Of toch..? Want doen jouw klachten zich alleen af en toe voor? Of steken ze regelmatig de kop op? Als je doorgaat en stresssignalen negeert, kan dat een tijd goed gaan. Maar onvermijdelijk komt het moment dat de klachten hun tol eisen. Je accu raakt leeg en je kunt een burn-out krijgen. Het kost veel tijd om daarvan te herstellen. Des te belangrijker is het om het niet zover te laten komen. Neem eerste spanningsklachten serieus. Het zijn alarmsignalen. Hoe eerder je jouw signalen herkent en de oorzaken aanpakt, des te kleiner de kans dat je last krijgt van langdurige, ongezonde stress. Wat is stress? Stress betekent niets anders dan spanning of druk. Stress is niet per definitie ongezond. Je hebt een bepaalde mate van stress nodig om goed te kunnen functioneren. Gezonde stress is de spanning die je voelt voor een examen, optreden, sollicitatiegesprek of andere spannende gebeurtenis. Stress zorgt ervoor dat je extra alert kunt reageren en geconcentreerd kunt werken. Zodra de spannende gebeurtenis voorbij is, neemt de spanning weer af. Je lichaam in staat van paraatheid Stress brengt je lichaam in staat van paraatheid. Het hormoon adrenaline komt vrij, ook wel vlucht- of vechthormoon genoemd. Met als gevolg: je bloeddruk gaat omhoog je hartslag stijgt er stroomt zuurstofrijk bloed naar je spieren, je hart en je hersenen in je lichaam komt de adrenaline vrij die brandstof levert voor je spieren je spieren spannen zich de longblaasjes verwijden zich en je ademhaling wordt sneller het bloed trekt weg uit je gezicht je spijsvertering komt op een laag pitje te staan je keel knijpt samen, je handen worden koud, het zweet breekt je uit In een fractie van een seconde is je lichaam klaar voor actie. Ongezonde stress Als de stress lang duurt, is er meer tijd nodig om te herstellen. Ditzelfde geldt voor een hevige stressreactie: hoe heviger de reactie, hoe meer tijd je nodig hebt voor herstel. Ook als er veel momenten van stress zijn, is er te weinig tijd om tussendoor te herstellen. Kortom: als stress te lang aanhoudt, te vaak voorkomt en/of te groot is, is er onvoldoende gelegenheid om tussentijds te herstellen. Dan is er sprake van ongezonde stress. ONTSPANNING EN MEDITATIE Tegen stressklachten kun je veel verschillende therapieën en cursussen volgen. Stress- en spanningsklachten gaan niet zomaar over. Je zult er iets aan moeten doen. Wat dat ‘iets’ is, hangt vanzelfsprekend af van de ernst en de aard van je klachten. Voor de één is het al voldoende om een paar stapjes terug te doen, terwijl de ander meer handvatten nodig heeft bij het verminderen van spanning. Het is daarom zinvol om te achterhalen wat de oorzaak is van je stress. Neem je teveel hooi op je vork? Zijn er problemen op het werk? Wil je alles altijd perfect doen? Vraagt je drukke gezinsleven teveel? Of is het misschien een combinatie van meerdere factoren? Als je weet wat de klachten veroorzaakt, kun je daar een passende therapie of cursus bij zoeken. Zo pak je je stressproblemen bij de wortel aan. Coaching Een coach kun je bezoeken als je géén psychische klachten hebt, maar wel begeleiding wilt bij je persoonlijke ontwikkeling. Omdat je bijvoorbeeld meer uit het leven wilt halen, twijfelt over je relatie of werk of omdat je erachter wilt komen wat je echt belangrijk vindt. Bij vragen of problemen over je werk kun je een loopbaancoach bezoeken. Waar? Coaching is een vrij beroep, iedereen mag deze titel gebruiken. Voor coaches zijn er (nog) geen officiële erkenningen of registraties. Of iemand een goede coach is, moet je dus zelf bepalen. Wel kun je op een aantal zaken letten: Wat voor opleiding heeft de coach gedaan? Is hij/zij ervaren? Is hij/zij aangesloten bij een beroepsvereniging? Heeft deze beroepsvereniging opleidingscriteria, kwaliteitseisen, een gedragscode en een klachtenregeling? Kun je eerst een vrijblijvend kennismakingsgesprek krijgen? Oriënteer je goed voordat je met een coach in zee gaat. Coaching krijg je niet vergoed van je zorgverzekeraar.

  • Mobieltjes op school een ware chaos

    Uit een nieuw onderzoek van de nationale Academie voor Media & Maatschappij blijkt vandaag dat Nederlandse scholen zich geen raad weten met het gebruik van mobieltjes binnen de school door de huidige jeugd, met alle gevolgen van dien. Kopie van de tekst Onderzoek Pagina 1 Samenvatting Mobieltjesbeleid op scholen ware chaos Samenvatting onderzoek ‘Mobieltjes op school’ door de Nationale Academie voor Media & Maatschappij, januari – mei 2011 Amsterdam, 30 mei 2011; Uit een nieuw onderzoek van de Nationale Academie voor Media & Maatschappij blijkt vandaag dat Nederlandse scholen zich geen raad weten met het gebruik van mobieltjes binnen de school door de huidige jeugd, met alle gevolgen van dien. Liesbeth Hop, woordvoerster: ‘Het probleem begint al bij de naïviteit van het Nederlandse onderwijs; zij zijn onvoldoende op de hoogte van de mogelijkheden van de huidige mobieltjes en smartphones. Het zijn in veel gevallen niet slechts telefoons, maar zij bieden volledig toegang tot het internet. Smartphones blijken zelfs te worden ingezet als wapens tegen leeftijdsgenoten en onderwijzend personeel.’ ‘Leerlingen blijken te vaak vrij spel te krijgen in het gebruik van mobieltjes en/of smartphones. Dat blijkt ten koste te gaan van de veiligheidsituatie binnen de school, maar verstoort ook het educatieve proces van leerlingen.’ ‘Scholen blijken nauwelijks tot geen afspraken te hebben gemaakt over het gebruik van mobieltjes binnen de school. Als er al afspraken zijn gemaakt dan zijn deze niet eenduidig en worden niet consequent door het schoolteam gehandhaafd.’ ‘Het wordt hoog tijd dat scholen beleid ontwikkelen dat aansluit bij de huidige mediaontwikkelingen en tijdgeest. Ook basisscholen moeten aan de bak omdat de gemiddelde leeftijd waarop kinderen een eerste mobiele telefoon gaan gebruiken blijft dalen.’ Onderzoeksopzet De Nationale Academie voor Media & Maatschappij heeft in de periode januari – mei 2011 een kwalitatief onderzoek uitgevoerd op 120 Nederlandse scholen, waaronder 42 basisscholen en 78 middelbare scholen. Van de middelbare scholen was de helft van VMBO/MBO niveau en de andere helft Havo en hoger. Het onderzoek bestond uit individuele gesprekken met 149 directieleden en/of onderwijzend personeel en 40 groepsgesprekken met 360 leerlingen. 10 van deze groepsgesprekken vonden plaats op basisscholen. De leeftijd van de leerlingen lag tussen de 10 en 16 jaar oud. Pagina 2 Belangrijkste conclusies van het onderzoek 1. Naïviteit bij scholen is schadelijk “Bij ons mag iedereen een mobieltje meenemen, als deze maar op stil staat” – Directielid basisschool “Als een leerling klaar is met z’n werk, mag hij best even met zijn mobieltje spelen. Nee, ik weet niet wat een leerling dan doet”. – Leraar Nederlands VMBO Het blijkt uit het onderzoek dat meer dan driekwart van de ondervraagde scholen niet voldoende op de hoogte is van de technologische mogelijkheden van de huidige generatie smartphones. Dit gebrek aan kennis levert een risico op voor de veiligheid van leerlingen en personeel binnen de school, omdat er teveel ruimte ontstaat voor het al dan niet oneigenlijk gebruik van mobieltjes. “Een docent is geen politieagent, we vinden dat het wel of niet meenemen van mobieltjes naar school de verantwoordelijkheid is van de ouders en later van de leerlingen zelf.” – Directielid HAVO “Ik ga geen mobieltjes afpakken omdat ik dan een conflict in de klas heb en ik liever wil lesgeven” – Lerares Duits VWO “Ik weet zeker dat veel leraren van onze school helemaal niets weten van wat een BlackBerry kan. Als ik zeg dat ik ping, dan kijken ze me aan alsof ik het over Kabouter Plop heb.” – Leerling Gymnasium, klas 2 Het blijkt uit het onderzoek dat een ruime meerderheid van de scholen zich geen raad weet met de verantwoordelijkheid die individueel en mobiel mediagebruik in de school met zich meebrengt. Ze zijn geneigd deze verantwoordelijkheid in veel gevallen door te schuiven naar ouders en collega’s, waardoor er teveel ruimte ontstaat voor leerlingen die nog niet in staat zijn zelfstandig verantwoordelijkheid te dragen voor hun eigen gedrag. 2. Docenten nieuwe slachtoffergroep digitaal pesten “Ik vind het gewoon zielig voor die man. Er is een Hyves pagina aangemaakt door een paar leerlingen waar hij helemaal zwart wordt gemaakt en hij weet er zelf niet eens van.” – Leerling VMBO, klas 2 “Ik ken jongens die de lerarenwc’s ingaan en dan hun mobieltje over de deuren steken en foto’s maken. Voor de lol, omdat een docent toch nooit zo snel een wc uit komt.” – Leerling HAVO, klas 3 “Een collega van mij zit nu ziek thuis. Ze is overspannen omdat ze het niet meer aan kon. Er circuleerden allerlei filmpjes van haar lessen, waar zij zwaar op haar huid werd gezeten.” Docente Nederlands, VMBO Pagina 3 Het oneigenlijk gebruik van mobieltjes blijkt voornamelijk te bestaan uit het digitaal pesten van medeleerlingen of onderwijzend personeel en uit het misbruik van mobieltjes tijdens de les. Dit oneigenlijk gebruik van mobieltjes speelt zich grotendeels af op middelbare scholen. Digitaal pesten Uit het onderzoek blijkt dat 42 procent van de ondervraagde leerlingen op middelbare scholen zelf in meer of mindere mate ervaring heeft met het digitaal pesten van medeleerlingen of onderwijzend personeel. Daarnaast geeft 28 procent van dezelfde leerlingen aan zelf slachtoffer te zijn geweest van digitaal pesten op hun huidige school. Meer dan 65 procent van de leerlingen geeft aan op de hoogte te zijn van één of meer incidenten op het gebied van digitaal pesten binnen de eigen school. Het gaat op de eerste plaats om het opzettelijk filmen, fotograferen of geluidopnames maken met als doel het beschadigen van de reputatie van een medeleerling of leerkracht/docent. In deze gevallen worden de opnamen soms als chantagemiddel gebruikt. Bijvoorbeeld om hogere cijfers af te dwingen. Ook worden de beelden gebruikt om te uploaden naar onder andere Youtube en Facebook, zodat anderen toegang krijgen tot deze opnamen. Ook zijn er gevallen genoemd waarin ex-geliefden elkaar via de mobiele media zwart maken. Tenslotte blijkt dat de opnamen soms worden rondgestuurd naar het eigen vriendennetwerk via programma’s als Ping, WhatsApp en MSN. Ten tweede bestaat het digitaal pesten in veel gevallen uit het bestoken en zelfs stalken van mensen met nare berichten om hen zo het leven zuur te maken. Ten derde worden er incidenten genoemd (ook op basisscholen) waar identiteitenroof plaatsvindt. Zo worden er nep-profielpagina’s aangemaakt van medeleerlingen en van docenten/leerkrachten. Tenslotte worden er soms tijdens de les camera’s opengezet via programma’s als Knocking Video en Skype, zodat buitenstaanders ‘live’ kunnen meekijken of -luisteren, naar bijvoorbeeld een leraar die zijn zelfbeheersing verliest. Docenten blijken een geliefde prooi voor digitale pesterijen te zijn. Meer dan 25 procent van de ondervraagde leerlingen geeft aan een geval te kennen waarin een docent digitaal voor schut werd gezet. 3. Lessen lijden onder het mobieltje “Dan sta ik voor de klas te praten en dan hoort de helft van de klas me niet, omdat zij van die kleine oordopjes in hebben!” - Docent Maatschappijleer VMBO “Hoe vaak ik niet moet zeggen dat die mobieltjes weg moeten als ik lesgeef!” – Docent Frans HAVO “Vorige week hoorde ik dat leerlingen onder de lessen van alles twitteren. Bijvoorbeeld hoe kut de les is. Of ze updaten hun Facebook even.” Docent Nederlands VMBO “Ik vind het belachelijk dat ik iets uit m’n hoofd moet leren. Met Google is elke toets een open boek. Ik google op m’n mobiel, ja.” Leerling Gymnasium, klas 1 Pagina 4 Het blijkt uit het onderzoek dat het gebruik van mobieltjes tijdens de les geen goede invloed heeft op de aandacht die leerlingen hebben voor de lesstof. Meer dan 67 procent van de leerlingen luistert wel eens naar muziek (Spotify, iTunes), gamet (Hyves, Angry Birds, DoodleJump, Smurfs, SmackIt), chat (Pingen, MSN’en, WhatsApp) of zoekt wel eens wat op (Google, Wikipedia) tijdens de les. Daarnaast besteden jongeren tijdens de les steeds meer tijd op sociale netwerken zoals Twitter, Facebook en Hyves. Het is voor docenten en leerkrachten moeilijker de aandacht van de leerlingen vast te houden tijdens de lessen door de afleiding van de mobiele apparatuur die zij de hele dag bij zich hebben. 4. Gebrek aan beleid en handhaving creëert chaos “Ik ben best streng, maar ik zie dat collega’s niets doen. Dat irriteert me.” – Docente Grieks VWO “Een collega van mij die geen orde kan houden, laat mobieltjes toe in zijn lessen om populair te zijn bij de leerlingen. Ik ben het daar niet mee eens.“ - Docent Wiskunde VMBO “Ouders nemen de vrijheid om kinderen tijdens de les te bellen of te Sms’en, terwijl zij gewoon naar ons vaste nummer kunnen bellen in een noodgeval” – Leerkracht groep 8 basisschool Uit het onderzoek blijkt dat een grote meerderheid van de scholen geen passend, eenduidig beleid heeft op het gebied van mobieltjes op school. Ook blijkt dat als er wel afspraken zijn gemaakt dat deze slecht en inconsequent worden gehandhaafd en dat het beleid onvoldoende wordt getoetst en/of aangepast aan nieuwe ontwikkelingen. Tevens blijkt dat de afspraken zelden tot nooit tot stand komen in overleg met de stakeholders zoals ouders, kinderen en jongeren. Uit de gesprekken met leerkrachten en docenten kwam ook naar voren dat deze niet altijd het goede voorbeeld geven. Zo wordt er door leerkrachten en docenten regelmatig ge-sms’t en gebeld in de klas. Ook als er afspraken gelden op de school dat dit niet is geoorloofd in de klas. Scholen worstelen tevens met het gedrag van het eigen personeel in de sociale media. Zij worden regelmatig in verlegenheid gebracht door personeel dat zich niet representatief uitlaat op Twitter, Facebook of andere sociale netwerken. Daarnaast blijkt het ingewikkeld om tot afspraken te komen over virtuele contacten van personeel met leerlingen. Net iets minder dan de helft van de scholen geeft aan zich hier niet goed raad mee te weten. “Ik heb 2 telefoons in gebruik… Een koelkast voor de conciërge en m’n BlackBerry houd ik bij me.” - Leerling VMBO , klas 3 “Ik kwam op school en toen wisten de leerlingen dat ik in het weekeinde teveel had gedronken. Via m’n Twitter account. Bleek ik tientallen leerlingen als follower te hebben. Ik heb daar eerlijk gezegd niet op gelet.” – Docent Economie VMBO “Nee, wij betrekken de ouders niet bij het maken van afspraken, wij bepalen wat er binnen onze school gebeurt.” – Directielid HAVO Pagina 5 Aanbevelingen 1. Haal deskundigheid binnen de school Zorg dat je als school deskundigheid in huis hebt op het gebied van mediaontwikkelingen. Stel iemand aan binnen het team die verantwoordelijk is voor het bijhouden van deze ontwikkelingen en voor het delen van de kennis met de overige teamleden. In Nederland zijn al meer dan 650 Nationaal MediaCoaches opgeleid, die tevens werkzaam zijn binnen het onderwijs en aanspreekpunt zijn voor alle mediagerelateerde zaken binnen de school. 2. Zie leerlingen als experts Vraag een groep leerlingen om regelmatig hun kennis over de media en over nieuwe toepassingen met de deskundigen binnen de school te delen. Organiseer deze expertgroep en neem hen serieus. Laat hen bijvoorbeeld voorlichting voor docenten, onderwijs ondersteunend personeel en ouders (ouderavonden) geven. Het is ook mogelijk leerlingen te vragen de schakel te vormen tussen slachtoffers van bijvoorbeeld digitaal pesten en de schoolvertrouwens- of contactpersoon. Vaak zijn medeleerlingen laagdrempeliger dan een docent-in-functie. Vraag leerlingen ook hoe zíj het mediabeleid op school graag georganiseerd zien. Laat u verrassen door hun suggesties. 3. Besef uw verantwoordelijkheid als school Jeugd brengt relatief veel tijd door in de schoolomgeving. Veel sociale contacten vinden binnen deze ruimte plaats, zowel persoonlijk als via mobieltjes. Scholen blijven verantwoordelijk voor de veiligheid van leerlingen binnen de schoolmuren, ook als de wereld naar binnen komt of wanneer leerlingen elkaar benaderen via mobieltjes. Door het gebruik van smartphones (en mobiele media zoals iPads en Play Station Portables) bestaan er directe en open lijnen vanuit school en de buitenwereld. Ga mee met de tijdgeest en de nieuwe technologische ontwikkelingen: kom tot de kern van uw instelling, namelijk educatie en ontwikkeling binnen een veilige omgeving. Onderken hoe de tegenwoordige multimedia maatschappij eruit ziet. Erken dat uw school een maatschappij op zich is en neem uw verantwoordelijkheid. 4. Zorg voor eenduidige afspraken en handhaving Het mag niet zo zijn dat ‘schoolbeleid’ voor uw leerling er anders uitziet, naarmate het lesuur en docent verandert. Eenduidig beleid heeft alles te maken met houvast, structuur en voorspelbaarheid. Uw leerlingen zijn ook op dit vlak afhankelijk van u. Elke schakel in de keten dient het beleid te vertegenwoordigen en te handhaven. Docenten moeten elkaar ondersteunen en niet afvallen. Integendeel: het team moet als school optreden, de leerling behoort te ervaren dat hij/zij met schoolbeleid te maken heeft en niet met de grillen van een enkele docent. Zijn er risicovolle of Pagina 6 vervelende situaties? Zijn er elementen in uw beleid die moeilijk door teamleden vol te houden zijn? Laat (collega)docenten het niet alleen opknappen. 5. Betrek jeugd, ouders en personeel bij het beleid Zonder de betrokkenheid en medezeggenschap van ouders en leerlingen is het maken van afspraken over het gebruik van mobieltjes en smartphones niet haalbaar. Al op de basisschool moet worden begonnen met mobieltjesbeleid, aangezien de leeftijd van kinderen met een gsm/smartphone constant daalt. Ook is het cruciaal dat het onderwijs ondersteunend personeel wordt betrokken en mee denkt: van onderwijsassistent tot conciërge. Wilt u al als school een zo breed mogelijke steun voor uw media- en mobieltjesbeleid dan is het zaak om alle onderwijsbetrokkenen tijdig te betrekken. Dit kan via expertgroepen waarin de betrokkenen zijn vertegenwoordigd. Let erop dat hun stem inderdaad terug te vinden is in het mobieltjesbeleid en de uitvoering ervan (sancties). Beleid betekent ook dat u ervoor zorgt dat het omgaan met mobieltjes en internet in de studiebegeleiding wordt geïntegreerd. Uw leerlingen kunnen uw begeleiding goed gebruiken bij het leren van een balans tussen school en privé, bijvoorbeeld tussen huiswerk maken en gamen of chatten. 6. Evalueer uw beleid en pas het aan Mediatechnologie ontwikkelt zich razendsnel. Laat u als school updaten en update zodoende uw beleid. Evalueer het beleid ieder kwartaal (via de voornoemde expertgroepen) en toets het op haalbaarheid. Heb oog voor veranderingen en probeer zelfs te anticiperen op de toekomstige ontwikkelingen. Verwerk dit beleid in informatie van de school aan bijvoorbeeld nieuwe leerlingen en ouders, licht hen goed voor voordat en als zij zich voor uw school inschrijven. U zult zien dat steeds meer ouders onderwijsprotocollen over mobieltjes en internet belangrijk vinden, vergelijken en als criterium zien. 7. Geef het goede voorbeeld Mobieltjesbeleid gaat ook het gebruik door docenten en onderwijsondersteunend personeel aan. Laat zien dat uw team het beleid serieus neemt door het goede voorbeeld te geven. Maak afspraken over hoe docenten zich gedragen in de sociale media. Ga op Twitter, zoek op #schoolnaam. Bewaak uw goede reputatie in de sociale media en wees aanwezig. Open een Twitter schoolaccount. Maak een school Hyves- of Facebookpagina aan. Gebruik de educatieve toepassingen van mediatechnologie en baken het gebruik af. Als uw school schoolkampen organiseert stel aangepaste regels in voor het gebruik van mobieltjes en smartphones buiten school maar in schooltijd. Laat zien dat u als school bent geïnteresseerd in mediatechnologie. Verbied niet alleen, bied ook aan. 8. Vang docenten op die slachtoffer zijn van digitaal pesten Ook in Nederland blijken docenten steeds vaker slachtoffer te zijn van digitaal pesten. Ga dit na in uw team en doe dit voorzichtig. Uit eerder onderzoek dit jaar (Een Vandaag, 27-04-2011, klik hier) blijkt de helft (49 procent) van de ondervraagde docenten en personeelsleden de afgelopen drie jaar te maken heeft gehad met verbaal geweld. Uit het onderzoek door de Nationale Academie voor Media & Maatschappij blijkt dat dit geweld zich ook afspeelt via en met mobieltjes en smartphones. De voorbeelden die eerder zijn genoemd spreken boekdelen. Op scholen heerst helaas de cultuur dat de ogen worden gesloten voor docenten-als-slachtoffer. Wij dringen aan op een nieuwe mentaliteit, namelijk dat docenten vrij kunnen praten over wat hen overkomt of overkomen is en worden ondersteund en begeleid. Elke schoolsfeer wordt bedreigd of verziekt als er slechts 1 docent wordt getreiterd, bedreigd of gepest. Het slachtofferschap van een collega dient het gehele team aan te gaan. Vertrouwenspersonen kunnen hierin een grote rol spelen, als de schakel tussen slachtoffer, team en directie. Voorkom dat uw collega’s de vernieling in draaien, zorg voor een open en veilige sfeer binnen uw schoolteam. 9. Wees voorbereid op incidenten Denk niet dat het misbruik van mobieltjes en smartphones niet bij u op school plaatsvinden. Wees niet naïef. Wees voorbereid op incidenten en laat u niet overvallen als er iets dergelijks ook bij u op school gebeurt. Dit geldt voor het primair onderwijs als voor het voortgezet onderwijs. Oefen bijvoorbeeld met mogelijke situaties, neem deze door met uw team en zet een lijn uit. Wie legt bijvoorbeeld contact met ouders, leerlingen en collega’s? Wie staat de pers te woord? U kunt de situaties en uitspraken die in dit onderzoeksrapport staan gebruiken om te ontdekken waar uw school staat. 10. Schakel hulp in van Nationaal MediaCoaches Steeds vaker zijn er op scholen en in andere instellingen mediacoaches actief. Deze mensen zijn professioneel opgeleid en hebben de meest recente kennis voorhanden. Maak gebruik van deze mediawijsheid professionals! Wijs iemand aan binnen uw team die zich laat opleiden tot Nationaal MediaCoach, of leg contact met een actief en afgestudeerde Nationaal MediaCoach in uw buurt. De bovenstaande adviezen kunnen door hem/haar worden omgezet in concrete activiteiten waardoor ook uw school bij de tijd is en om leert gaan met de nieuwe technologieën, die steeds vaker door uw leerlingen de school binnenkomen. Zie www.mediaenmaatschappij.nl Tekortkomingen van het onderzoek Het onderzoek is opgezet als kwalitatief onderzoek en geeft daarom verdiepend inzicht in de problemen die scholen hebben of ervaren met het gebruik van mobieltjes op school. De onderzoeksteekproef is groot genoeg om een betrouwbaar beeld te geven van de situatie op Nederlandse scholen, maar is niet representatief te noemen voor alle Nederlandse scholen. Aanvullend onderzoek dat de resultaten uit dit onderzoek kan kwantificeren voor alle Nederlandse scholen is daarom gewenst. Pagina 8 Voor meer informatie of interviews: Achtergrondinformatie De Nationale Academie voor Media & Maatschappij is een onafhankelijke non-profit instituut, dat het doel heeft de mediawijsheid van jeugd te verbeteren door middel van onderzoek en educatieve trainingen voor professionals in het onderwijs, bibliotheek, jeugdzorg, bedrijfsleven en overheid. Opgericht in 2008 als initiatief van Stichting De Kinderconsument en Stichting Media Rakkers in samenwerking met een groot aantal maatschappelijke organisaties. In 2010 publiceerde de Nationale Academie voor Media & Maatschappij de uitgave “De Wifi-generatie, Vliegensvlug en Vogelvrij op het mobiele internet”, door de auteurs Liesbeth Hop en Bamber Delver, beiden al jaren opinieleiders op het gebied van jeugd en media. Het boek geeft adviezen aan scholen, ouders, overheden en bibliotheken over betere begeleiding van de nieuwe generatie jeugd, de Wifi-Generatie, die continu verbonden is met het mobiele internet. Voor meer informatie zie www.wifigeneratie.nl, ISBN 978 9080 9076 52. Eind 2010 is de Nationale Academie voor Media & Maatschappij tevens gestart met de landelijke voorlichtingscampagne WifiWijs, gericht op jeugd van 8 tot en met 16 jaar. De campagne bestaat uit een speciale uitgave van Donald Duck; ‘WifiWijs in Duckstad’ en een speciale website www.wifiwijs.nl. Contactpersoon Liesbeth Hop Woordvoerster Onderzoek van de Nationale Academie voor Media & Maatschappij Mobiele telefoon: 06 435 87 954 Email: liesbeth.hop@mediaenmaatschappij.nl LinkedIn Liesbeth Hop Twitter liesbethhop Adres: Wildenborch 31 1082 KB Amsterdam Links: www.mediaenmaatschappij.nl www.wifigeneratie.nl www.wifiwijs.nl www.mediarakkers.nl www.kinderconsument.nl www.liesbethhop.nl

  • Kinderen van nu sneller oververmoeid door te veel prikkels

    Teveel-prikkels-bek-en-bekaf.... Meer dan 10 procent van de Nederlandse kinderen is langer dan twee maanden uitgeput. Deskundigen zien een verband met de overvloed aan prikkels om hen heen, zo bleek op het congres ‘Kind onder druk’. Maar we leven nu eenmaal in een wereld vol tv, computers en mobiele telefoons. Dus hoe kun je ze daartegen beschermen? En welke kinderen zijn extra gevoelig voor al deze prikkels? Hoogleraar kindergeneeskunde Wietse Kuis ziet ze wekelijks op zijn spreekuur in het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht. Gezonde kinderen die zo moe zijn dat ze niet meer naar school kunnen en onverklaarbare pijnen hebben. De pijnen zijn soms zo erg dat ouders en artsen kanker of kinderreuma vermoeden. Maar de kinderen die bij Kuis komen, zijn allemaal uitgebreid onderzocht en hebben geen van deze ziektes en ook geen pfeiffer. Ze zijn om andere redenen uitgeput. Meer kans op oververmoeide kinderen "De grootste groep van mijn vermoeide patiënten heeft een enorm druk leven", vertelt de hoogleraar kindergeneeskunde. "Veel kinderen vinden het moeilijk om keuzes te maken en doen daarom maar alles naast elkaar. Het onderzoek naar het eventuele verband tussen deze drukke leefstijl en vermoeidheid loopt nog, maar als ik alleen naar mijn praktijkervaringen kijk, zie ik in die leefstijl wel degelijk een oorzaak van langdurige vermoeidheid bij kinderen. Natuurlijk zijn er kinderen die een druk leven prima aankunnen, maar er is zeker ook een groep die dat niet kan. En juist in een wereld die steeds drukker wordt en qua informatieverwerking meer van ons vraagt, dreigt een steeds grotere groep kinderen de boot te missen." Kuis doet al jaren onderzoek naar het Chronisch Vermoeidheids Syndroom bij kinderen. Om de klachten van chronisch vermoeide patiëntjes te onderzoeken, vergeleek hij ze met een gezonde controlegroep van driehonderdvijftig kinderen. Toen bleek dat 10 procent van de gezonde kinderen tussen 12 en 16 jaar langer dan twee maanden ernstig vermoeid is. Dit gold ook voor 5 procent van de kinderen onder de 12. De kinderen waren niet lichamelijk ziek, maar lagen soms maanden op de bank omdat ze zo moe waren. Drukke wereld Deskundigen zien verschillende oorzaken voor het feit dat steeds meer kinderen moe en overprikkeld raken. Eén factor is de buitenwereld, die steeds drukker is geworden en steeds meer informatie op ons afvuurt. Kinderen staan aan veel meer invloeden bloot dan tien jaar geleden, terwijl hersenen er eeuwen over doen om zich aan te passen. Niet alle hersenen kunnen die veelheid aan prikkels dus aan. En niet alleen de kwantiteit van de informatie is veranderd en groter geworden, ook de kwaliteit is veranderd. Vroeger moest je over een behoorlijke woordenschat beschikken om informatie te krijgen over volwassen onderwerpen. Met de komst van internet heeft ieder kind dat met een muis kan klikken toegang tot informatie die het vaak nog niet kan plaatsen. Natuurlijk geldt dit ook voor volwassenen, maar die zijn meestal beter opgewassen tegen de informatiestroom van de moderne maatschappij. Té veel willen doen Vooral sociaal vaardige, geïnteresseerde en slimme kinderen kunnen last hebben van alle prikkels die ze moeten verwerken, zo blijkt. Zij kunnen zich moeilijk afsluiten en zuigen het liefst de hele wereld in zich op. Ze vinden het vaak fijn om andere mensen van dienst te zijn en kunnen moeilijk nee zeggen. Ook tegen de leuke dingen in het leven zeggen ze meestal geen nee. Vaak zijn het kinderen die, net als in de Sire-campagne, op twee sporten zitten, muziek maken, aan schooltoneel doen en een druk sociaal leven hebben. Ze dóen het niet alleen, ze willen er ook nog goed in zijn. Waarschijnlijk omdat ze zo duidelijk aanvoelen wat er van ze verwacht wordt en ook omdat ze voor zichzelf de lat hoog leggen. Het zijn vaak kinderen die op school alleen maar tevreden zijn met een 9 of een 10 en willen dat iedereen ze lief en aardig vindt. Dat gaat vaak jaren goed, tot ze bijvoorbeeld griep krijgen en thuis moeten blijven. De griep gaat over maar ze blijven moe en hebben vaak hoofdpijn en buikpijn. De vermoeidheid is zo ernstig, dat ze al hun hobby’s en ook hun school tijdelijk op moeten geven. Als ze, vaak via een huisarts en een kinderarts bij een specialist komen, duurt het meestal even voordat ze zelf zien dat de vermoeidheid onder meer met hun manier van leven te maken heeft. "Een meisje dat in de brugkas van het vwo zit, maar dat eigenlijk niet aankan, wil niet van mij horen dat ze boven haar niveau werkt", vertelt Kuis. "Dat geldt meestal ook voor de ouders. De wensen van ouders kunnen erg drukken op de kinderen. Zo’n meisje hangt vaak veel van haar eigenwaarde op aan het feit dat ze op het vwo zit. Dan is het een hard gelag als ik zeg dat ze misschien naar de havo moet gaan. Aan de andere kant kan het ook fijn zijn voor kinderen als de dokter tegen ze zegt dat ze de dingen anders aan moeten pakken. Zo kwam er bijvoorbeeld eens een jongetje bij mij dat op heel hoog niveau voetbalde. Hij was al tijden ontzettend moe, onder andere omdat het voetbalniveau gewoon te hoog was voor hem. Op zijn club heeft hij toen gezegd dat hij moest stoppen van de dokter. Dat was een stuk makkelijker dan zelf toegeven dat hij het niet aankon." Gevoelig voor prikkels De meeste kinderen die oververmoeid zijn en onder druk staan, zijn gebaat bij cognitieve gedragstherapie. Vaak begin zo’n therapie met het bijhouden van een dagboek. In het dagboek moeten de kinderen samen met hun ouders bijhouden wat ze allemaal doen en wanneer ze moe worden of pijn krijgen. Door zo’n dagboek zien de kinderen ook eerder het verband tussen hun activiteiten en hun klachten. Ze merken ook dat als ze langere tijd minder doen, hun klachten afnemen. Maar dat moeten ze dus wel volhouden. Bij kinderen die gevoelig zijn voor prikkels en daar vermoeid door raken, helpt het meestal maar tijdelijk als ze bijvoorbeeld gedurende de vakantie goed uitrusten. Als ze na de vakantie weer al hun activiteiten oppakken, raken ze meestal binnen de kortste keren weer oververmoeid. Gewoon omdat hun gestel zoveel indrukken niet aankan. 'Nee' zeggen Gerben Sinnema, hoofd medische psychologie in het Utrechtse Wilhelmina Kinderziekenhuis, leert oververmoeide kinderen hoe ze anders met dingen om kunnen gaan. "Kinderen zijn soms bang dat ze een heel ander mens moeten worden van mij, dat ze het leefpatroon van een bejaarde krijgen. Maar ik leer ze vooral om anders over de dingen te gaan denken zodat ze zich ook anders zullen gedragen. Kinderen met een druk leven moeten met minder hobby’s toe kunnen. En de sport of activiteit die ze willen doen, hoeven ze helemaal niet tot in de perfectie beoefenen. Vooral meisjes hebben nogal eens de neiging om op school pas tevreden te zijn met een 9 of een 10. Maar ook in vriendschappen willen ze het allerbeste. Ze hebben vaak alles voor hun vrienden en familie over en lijden verschrikkelijk onder ruzie. Ze willen het iedereen naar de zin maken waardoor ze hun eigen behoeftes helemaal wegcijferen. Soms leven ze zich zo in, dat ze erg lijden onder de problemen van anderen en daardoor zelfs slaapproblemen krijgen. Ik leer ze dan dat ze, net als in de reclame, ook wel eens ‘nu even niet’ mogen zeggen. Dat het gezond is om van je af te bijten en dat ze niet alle problemen van de wereld op hun schouders kunnen nemen. Voor veel van deze meisjes is het heel eng om dit lieve en sociale gedrag te veranderen. Hun gevoel van eigenwaarde is voornamelijk gebaseerd op het voor anderen klaarstaan en ze zijn vaak bang dat andere mensen hen laten vallen als ze meer aan zichzelf denken." Sinnema vertelt dat hij juist hele kleine stapjes met zijn patiënten neemt. "Ze krijgen bijvoorbeeld het huiswerk om die week een keer ‘nee’ te zeggen op een verzoek. Meestal proberen ze dat als eerste bij familieleden en ontdekken dan dat de wereld niet instort als zij een keer zichzelf op de eerste plaats zetten." Duim in de mond en niksen In de reguliere gezondheidszorg wordt pas de laatste jaren onderzoek gedaan naar het verband tussen vermoeide kinderen en een druk leven. In de antroposofie, de leer- en geneeswijze van Rudolf Steiner, is al langer aandacht voor dit probleem. Antroposofisch kinderarts Edmond Schoorel denkt dat kinderen al langer overprikkeld raken, maar dat er nu pas een klimaat is ontstaan waarin we het daar over kunnen hebben. "In de antroposofie kijken we altijd uitgebreid naar hoe een kind in elkaar zit. Door middel van gesprekken, massage, muziek en oefeningen vormen we een multidisciplinair beeld van een kind. Ik herken inderdaad het beeld van het lieve, sociale, open en geïnteresseerde kind met een onvermogen om te selecteren waar het zich mee bezig wil houden. Alles komt heel direct binnen bij deze kinderen. Ze willen alles weten en meemaken en trekken zich niet op tijd terug. Een gezonde kleuter gaat, als de dingen hem te veel worden, bijvoorbeeld met de duim in zijn mond in een hoekje zitten. Hij trekt zich dan terug in zijn eigen wereldje en verwerkt zo wat hij heeft meegemaakt. Maar in deze maatschappij waarin er altijd iets gebeurt en er weinig momenten van rust zijn, lukt het sommige kinderen niet om zich af te sluiten. Vaak hebben ze ook problemen met slapen omdat ze bijvoorbeeld niet kunnen stoppen met denken. Deze kinderen worden dus letterlijk ziek van alle informatie die ze binnenkrijgen." En wat kun je dan als ouders het beste doen? "In zo’n geval raad ik de ouders aan om het leven van het kind beter te ordenen en het te helpen met het maken van beslissingen", zegt Schoorel. "Ook vind ik dat ouders samen met hun kinderen moeten beslissen waarnaar ze kijken op tv. Zelfs in zogenaamd leuke kinderprogramma’s zit veel informatie die allemaal weer verwerkt moet worden en deze kinderen zuigen alle informatie zo in zich op, dat televisiekijken voornamelijk vermoeiend is. Natuurlijk is het een enorme klus om je zo intensief met het leven van je kind bezig te houden. Toch is mijn ervaring dat dat wel mogelijk is en dat het ook echt werkt. Ouders van kinderen die ziek worden, hebben ook weinig keus denk ik. Die zijn meestal blij als ze merken dat deze actieve gezinscultuur kinderen enorm goed doet." Tips voor ouders Planning: de antroposofische kinderarts Edmond Schoorel raadt ouders van oververmoeide kinderen aan een weekplanning te maken. In het plan staat bijvoorbeeld wie wanneer ergens gaat spelen, en daar moet iedereen zich ook aan houden. Voor de rust van deze kinderen is het belangrijk om keuzes te leren maken en niet alles zomaar op zich af te laten komen. Een zelfde soort plan kan, eventueel per dag, ook voor de televisie gemaakt worden. Nee-zeggen: leer je kind dat hij niet op alle verzoeken 'ja' hoeft te zeggen en dat het nog even lief en aardig wordt gevonden als het af en toe voor zichzelf kiest. Vooral voor meisjes kan het vaak geen kwaad dat extra te benadrukken omdat veel van hen graag lief gevonden willen worden. Grenzen stellen: veel ouders voeden op in een overlegcultuur. Vooral voor jonge kinderen is het vermoeiend om de hele dag mee of zelf te beslissen over wat er gaat gebeuren, ze zijn dan namelijk ook verantwoordelijk voor de genomen beslissing. Voor sommige kinderen werken door de ouders vastgelegde regels daarom heel rustgevend. BRON: https://www.jmouders.nl/opvoeden/gedrag/stress/te-veel-prikkels-bek-en-bekaf

  • Elk kind leert anders

    Maar welke past nu bij een HSPer? Want daar is nog geen aparte "leerstijl" voor bepaald. Beelddenken komt vaak bij HSP's voor (zie ander bericht HSP en beelddenken). Als kinderen leren lezen en schrijven wordt er in de hersenen onbewust een keuze gemaakt: sommige kinderen denken in plaatjes, andere kinderen denken in taal. Er zijn dus verschillende leerstijlen. Is jouw kind een beelddenker, woorddenker of denkt hij in ritme? Elk kind is anders en leert anders Organisatiepsycholoog Marlies Brenters en onderwijskundige Carien Verhoeff van iTypicoll geloven dat, naast aangeboren talenten, ook de persoonlijkheid van kinderen essentieel is voor het succes op school. Ze ontwikkelden een test met zestig vragen voor kinderen vanaf elf jaar. Marlies Brenters: ‘Ouders kunnen hiermee makkelijker het gesprek aangaan op school. Een docent die goed naar kinderen kijkt, heeft begrip voor verschillende persoonlijkheden en leerstijlen en zal de aanpak daarop afstemmen.’ iTypicoll baseerde de test op de vijf belangrijkste wetenschappelijk onderbouwde persoonlijkheidskenmerken. 1. Extravert What you see is what you get, deze kinderen laten zich makkelijk zien en begrijpen, weten zich goed te profileren en hebben veel prikkels nodig. Kinderen die hier laag op scoren, slikken hun eerste emotie in en vragen minder aandacht. Het is voor leerkrachten moeilijker om hen te leren kennen, ze sneeuwen snel onder in een groep. 2. Openheid Leergierige, nieuwsgierige kinderen met veel ideeën. Beelddenkers zullen waarschijnlijk hoog scoren op dit punt. Ze denken in concepten, patronen en abstracties, zijn fantasierijk en kritisch. Vragen vaak naar het waarom. Ze zien het geheel en missen de details: wel het bos, niet de bomen, waardoor ze bijvoorbeeld veel spelfouten maken. Kinderen die hier laag scoren hebben veel behoefte aan instructies, zij zien wel de bomen en niet het bos, ze missen dus het overzicht. 3. Consciëntieus IJverig, ambitieus en planmatig werken typeert consciëntieuze kinderen. Zij komen vaak heel ver omdat ze zo hun best doen. Kinderen die niet hoog scoren op dit punt, hebben veel structuur nodig, ook als ze heel intelligent zijn. 4. Emotionaliteit Emoties kunnen beheersen en stressbestendig zijn, zorgt voor betere prestaties. Blokkeer je emotioneel dan ben je sneller gestrest en dat zit je prestaties in de weg. 5. Jij en de ander Rekening houden met anderen zorgt voor draagvlak in een groep en dat komt prestaties ten goede. 8 x knap Rekenknap. Deze kinderen voelen zich aangetrokken tot cijfers en genieten van het oplossen van problemen. Beeldknap. De beelddenkers, voelen zich aangetrokken tot vormen en kleuren, genieten van ontwerpen en tekenen. Muziekknap. Kinderen die genieten van het maken van en luisteren naar muziek, ze denken in maten, ritmes en patronen. Beweegknap. Fysieke activiteiten, dingen doen en toneelspelen: kinderen die beweegknap zijn genieten hiervan. Natuurknap. Deze kinderen voelen zich aangetrokken tot planten, dieren en natuurfenomenen als het weer. Kunnen snel overeenkomsten en verschillen waarnemen. Mensknap. Deze kinderen zijn dol op samenwerken met en zorgen voor anderen. Zelfknap. Afzondering, hun eigen gedachten en stilte. Daar genieten kinderen die zelfknap zijn van. Woordknap. Lezen, luisteren, schrijven en spreken. Woordknappe kinderen zijn er dol op. Bron: ‘Denken in beelden’ Tineke Verdoes

  • Hooggevoeligheid (HSP) en beelddenken

    Een hoogsensitief persoon (HSP) is extreem gevoelig voor indrukken en prikkels en merkt meer signalen en details op. Veel beelddenkers zijn hoogsensitief. Vaak zijn ze extreem gevoelig voor geluid, licht en aanraking. Het lijkt wel of hun filter niet functioneert. Mensenmassa’s of harde muziek kunnen voor HSP’s al snel te veel zijn. Ze raken dan overprikkeld door letterlijk een teveel aan (sterke) prikkels. Hooggevoelige mensen zijn zich extreem bewust van hun omgeving en moeten zich vaak aanpassen. Deze gevoeligheid ais erg lastig in de klas. Zonder goed werkend filter is het lastig om je te concentreren met zoveel mensen om je heen. Geluid Vaak is het gehoor zo gevoelig dat zij geluiden horen die anderen “wegfilteren”,  ze horen op grote afstand bijvoorbeeld een gefluisterd gesprek. Achtergrondgeluiden zijn net zo sterk als voorgrond-geluiden en dus moeilijk te negeren. Piepgeluiden van bijvoorbeeld  lampen lijken heel luid en kunnen hen gek maken. Licht Hooggevoelige kinderen hebben erg veel last van helder en schel licht. Dit doet letterlijk pijn aan de ogen! Dit kan zonlicht zijn maar ook overhead-licht of TL-balken. Het resultaat kan zijn dat ze bij het lezen woorden of regels overslaan, moe of afgeleid worden, rusteloos en ongedurig worden. Ook kunnen ze last van hoofdpijn krijgen, waterige of geïrriteerde ogen krijgen en veel knipperen. Gedimd, indirect of natuurlijk licht hebben de voorkeur, zelfs in de winter zouden ze het liefst een zonnebril dragen. Aanraking Aanraking is ook vaak een teer punt. Knuffelen en geknuffeld worden is prima maar alleen als zij het willen en vooral niet onverwachts! Ze zijn erg kieskeurig over hun kleding. Labels in de kleren worden niet verdragen, wol op de huid is te kriebelig en sokken mogen vooral geen draadjes hebben aan de binnenkant! Meer eigenschappen: houden van dromen, fantaseren en filosoferen vinden het vaak fijn om alleen te zijn vinden rechtvaardigheid en respect belangrijk zijn vaak plichtsgetrouw en anticiperend op de behoeften van anderen worden meer dan gemiddeld door bijvoorbeeld natuur, kunst of muziek geroerd voelen stemmingen van anderen goed aan nemen gedetailleerder, subtieler en intenser waar ervaren, reflecteren en voelen diep en intensief hebben last van stemmingswisselingen en sterke emoties hebben meer kans op depressiviteit, chronische vermoeidheid en verslavingen hebben afkeer van specifieke indringende prikkels worden geprikkeld door dingen die anderen niet schijnen op te merken sneller verzadigd door bepaalde prikkels hebben relatief meer last van spanning en stress meer last van fysieke klachten zoals hoofdpijn, maag/darmklachten huidirritaties en allergieën vinden kwaliteit en bevrediging van het werk zeker zo belangrijk als het financiële inkomen Plussen en minnen Hooggevoeligheid  is een eigenschap die positief ingezet kan worden. Je kunt bijvoorbeeld sneller gevaren signaleren, in de gaten hebben dat iemand liegt, kleine nuanceverschillen waarnemen, intenser genieten van kunst of muziek en beter concentreren. Valkuilen kunnen bijvoorbeeld zijn: te hard werken (workaholic), te zorgzaam zijn voor anderen (en te weinig voor jezelf), te perfectionistisch zijn, je overladen voelen door indrukken en bang zijn om fouten te maken. Vaak voelen hoogsensitieve mensen een grote verantwoordelijkheid voor het geheel van de organisatie en de maatschappij. Veel hooggevoelige mensen voelen zich lang anders en vragen zich af wat er mis is met hen. Door het accepteren van de eigen hooggevoeligheid kan het een kwaliteit en een gave worden. Het is belangrijk niet altijd open te staan, goed te leren aarden, grenzen te stellen, de innerlijke kracht te versterken en een juiste balans te vinden tussen activiteit en rust. BRON: http://www.ikleerinbeelden.nl/beelddenken/beelddenker-kenmerken/extreme-gevoeligheid/

  • Zelfs kleuters slikken steeds meer antipsychotica

    JEUGD, MEDICATIE, THERAPIE 28 december 2016 – Belgische kinderen en jongeren blijven in toenemende mate antipsychotica, antidepressiva en ritalin slikken ondanks concrete richtlijnen om dit niet voor te schrijven. De eerste behandeling bij depressies, angsten en aandachtsstoornissen zou uit psychologische interventies moeten bestaan. Zo luiden de meest recente richtlijnen. Toch is het gebruik van antidepressiva, antipsychotica en ritalin bij kinderen en jongeren de afgelopen tien jaar alleen maar gestegen. In alle leeftijdsgroepen onder 18 jaar is het gebruik van antipsychotica in de periode 2006-2015 gestegen. Ook bij kleuters. Zij slikten vorig jaar 19.363 dagelijkse dosissen antipsychoticum, tegenover 17.690 in 2006. Het gebruik van antidepressiva daalde in deze leeftijdsgroep van 15.985 dagelijkse dosissen in 2006 naar 14.712. Kinderpsychiater Sofie Crommen ziet hiervoor een verklaring in het feit dat er maar heel weinig medicijnen uitgetest zijn bij jonge kinderen: ‘Enkele antipsychotica behoren daartoe, en het is dan ook logisch dat wij liever deze medicijnen voorschrijven als het moet. Maar natuurlijk werken wij ook met speltherapie en betrekken wij ouders en school bij de behandeling. Dat is altijd de eerste keus.’ Bij kinderen tot 12 jaar steeg het gebruik van beide categorieën van medicijnen, maar het gebruik van antipsychotica overtreft dat van antidepressiva met een factor vier! Bij jongeren klimt het gebruik in beide groepen tot bijna een miljoen dagelijkse dosissen, terwijl het gebruik van antipsychotica in 2006 nog bijna de helft lager was en het gebruik van antidepressiva een kwart lager. Ook het gebruik van Ritalin is globaal gezien bijna verdubbeld. Crommen denkt dat de lat in de samenleving almaar hoger ligt, waardoor kinderen en jongeren die psychisch kwetsbaar zijn ‘sneller onderuit gaan’. Bron: standaard.be https://www.de-nfg.nl/zelfs-kleuters-slikken-steeds-meer-antipsychotica.html

bottom of page